“De kennis van de kunstenaar zit in zijn handen”
Interview met Koen Broucke
Kennismaking in een handomdraai
Beeldend kunstenaar Koen Broucke is niet alleen op zijn handen aangewezen als schilder en tekenaar, hij is ook nog een begenadigd pianist. Het lag als het ware dubbel voor de hand om dit themablog over kunstenaarshanden met hem te starten.
Koen Broucke hecht grote waarde aan zijn handen. Een frappante illustratie hiervan is te vinden op pagina 25 van Het geheugen van sneeuw, zijn mooi uitgegeven, geschilderd dagboek met poëtische aantekeningen uit de periode 2013-2021 (waarvan het laatste jaar zwaar getekend werd door de uitbraak van de Coronapandemie). De treffende tekening in Oost-Indische inkt gaat vergezeld van een korte beschouwende tekst die boekdelen spreekt. Ik citeer hier graag de openings- en slotzin: ‘Mijn leven als tekening van mijn rechterhand (…) Het beste van deze rechterhand moet nog komen'.
Koen houdt niet van de klassieke dichotomie waarbij hersenarbeid boven handwerk wordt geplaatst. In zijn atelier in Waulsort vertelt hij hoe de eenzijdige nadruk op de hersenen voor hem als een tekort aanvoelde toen hij nog geschiedenis studeerde aan de universiteit. Hij zocht compensatie in een aanvullende opleiding schilderkunst aan de academie.
Koen Broucke: ‘Een universiteitsstudie was in die tijd erg cerebraal. Andere benaderingen (zoals beeldende, verhalende of zintuigelijke) waren nog niet aan de orde. Daardoor ben ik heel snel andere wegen gaan zoeken. Het was me te veel hoofd, te weinig hart. Als beeldend kunstenaar, ook als pianist, ben je extreem met je handen bezig. Bij het schrijven van mijn doctoraatsthesis in de kunsten werd me heel duidelijk dat de kennis van de kunstenaar in zijn handen zit; zijn "wijsheid" heeft te maken met oefenen.’
Koen tekent dagelijks. Hij tekende al toen hij tien jaar oud was: ‘Toevalstreffers bestaan, ik geloof wel dat iemand die niet geoefend is, een goed werk kan maken, maar het komt er in werkelijkheid op aan dat de hand extreem getraind is. En ik heb het nu totaal niet over techniek. Ik heb het over een verbinding van de hand, het hoofd én het hart. Door oefening wordt die verbinding steeds preciezer en sneller. Ik weet dat ik door jarenlang oefenen dingen kan tekenen die ik anders totaal niet had gekund. Je kan met een bepaald talent geboren worden, maar oefenen is nog veel belangrijker.’
Seismograaf van het hart
Hij gebruikt het beeld van een seismograaf, een fijn afgesteld apparaat dat de kleinste trillingen registreert. ‘Als we het over tekeningen hebben, spreken we gemakshalve over twee dimensies, maar de essentie van een tekening is de derde dimensie, de diepte. Je ziet dat erg goed in de oosterse kalligrafie. In tegenstelling tot de westerse kunstenaar, die zijn pols laat steunen op het papier, tekent de oosterse kalligraaf vanuit de losse pols. De hoogte van het penseel, de druk erop, kun je aflezen van de lijn. Elke lijn is een beweging, variatie van snelheid en druk’. Koens docenten waren onder de indruk van zijn lijnvoering toen hij startte aan de academie. Zonder dat hij het zelf wist, zat er al diepte in zijn lijnen. Dat is hij meer gaan uitdiepen.
Als vanzelf komen parallellen tussen de tekenaar en de pianist ter sprake. ‘Als je kijkt naar tekeningen van Rubens, Van Dyck, Titiaan of Michelangelo, dan zie je hoe extreem de lijn is uitgebalanceerd in de diepte. Dat is zoals in een muzikale frase: niets is erger dan muziek die altijd even hard klinkt. Als een tekenaar geen voeling heeft met die diepte, produceert hij precies ijzerdraad, zonder menselijk gevoel, als een computer. Het oefenen van de hand heeft er bij mij natuurlijk ook mee te maken dat ik piano speel. Je kunt geen behoorlijk stuk klassieke muziek spelen als je niet oefent. Tot acht uur per dag spelen, is geen uitzondering, net als bij topsport. Daar is een grote deemoed mee gemoeid. Je moet een hele weg afleggen, een soort bedevaart, voordat je de complexiteit van een muziekstuk aankunt. Het volstaat niet om de noten van links naar rechts te spelen, de melodieën moeten reliëf krijgen, dan pas spreekt het hart.’
De handen van de pianist. Ze worden een terugkerend motief in het gesprek. Hij heeft in het verleden ook handen van concertpianisten getekend. Koen Broucke: ‘Ik heb er niet voor gekozen om zelf concertpianist te worden omdat ik het niet zag zitten om zoveel uren te besteden aan de reproductie van muziek. Ik wou zelf creëren. Ik heb eerst nog gecomponeerd, maar daarmee ben ik gestopt. Ik had gekozen voor beeldende kunst. Je kunt niet alles doen.’ Maar het sprak hem wel aan om als scenograaf te gaan samenwerken met muzikanten. En misschien zat Franz Liszt daar ook voor iets tussen: ‘Ik ben sinds mijn achttiende ongelooflijk gefascineerd door Liszt. Door zijn muziek én zijn biografie. Liszt had de pech dat er in zijn tijd nog geen videoclips bestonden, want hij was echt veel bezig met kostumering, show, mimiek... Zijn muziek is zo complex dat het de manier van spelen sterk beïnvloedt. Een hedendaagse pianist die Liszt speelt, moet zich zo hard concentreren op de partituur, dat hij - in zijn zwarte jasje, aan zijn zwarte piano- , vrij bewegingsloos speelt; hij beweegt niet veel om geen fouten te maken. Om dat allemaal beter te begrijpen, ben ik de lichaamstaal van hedendaagse pianisten gaan bestuderen. En zo heb ik toen tekeningen van handen gemaakt.’
Ik vraag nog naar enkele betekenisvolle momenten uit zijn leven die met handen te maken hebben. Ook hier komen de pianistenhanden terug. Hij kan in die context veel herinneringen ophalen, zegt hij, maar uiteindelijk kiest hij een uitspraak van zijn vader, een wiskundeleraar en zelf ook pianist. Toen Koen nog piano studeerde, zei zijn vader: ‘Je hebt echt ideale pianohanden: de perfecte mix tussen mijn bredere hand en de lange vingers van je moeder’. Het is niet moeilijk je voor te stellen dat die woorden indruk maakten als we weten dat Koen zijn moeder op zijn achttiende verloor. In Het geheugen van sneeuw zijn trouwens portretten van zijn beide ouders opgenomen. Op pagina 79 een schilderij in acrylverf van zijn vader aan de piano (uit zijn archief, uit 2005). Daarover vertelt hij nog volgende anekdote: Toen de tweede vrouw van zijn vader het schilderij zag, merkte ze iets op waarvan hij zich zelf niet bewust was geweest: hij had zonder het te weten iets van zijn eigen handen aan die van zijn vader gegeven. Op pagina 155 zien we een schilderij in acrylverf van zijn moeder (uit 2020). Het is een van de weinige gezichten die hij van dichtbij heeft geschilderd tussen veel landschappen en stillevens, maar dat is beslist niet de enige reden waarom het portret er zo krachtig uitspringt. Haar handen zijn niet in beeld, maar uit haar blik straalt zoveel liefde dat je gewoon niet anders kunt dan hun warme aanraking te voelen.
Handige vragen
Je favoriete handen in het leven?
Koen Broucke: ‘Mijn eigen handen. Mijn handen zijn extreem getraind, jarenlang geoefend in wat ze moeten doen. De meest oncomfortabele situatie die ik me kan voorstellen, is dat ik het met andere handen zou moeten stellen. Dat is voor mij ondenkbaar.’
Je favoriete handen in de kunst?
Koen Broucke: ‘In de eerste plaats die van Egon Schiele. In al zijn portretten krijgen de handen veel expressie. Niet alleen door hoe hij ze tekent, maar ook hoe hij ze plaatst, als een soort regisseur, altijd dicht bij het gezicht. Zijn handen zijn als lettertekens, ze vormen bijna een taal op zich. Schiele is een van de allerbeste tekenaars ooit, die me al van jongs af aan inspireert.'
Ik houd ook veel van de handen van Van Dyck. Bij hem hebben ze meestal een slankheid waarin ik op de een of andere manier altijd zijn eigen handen zie. In een goed getekende of geschilderde hand zit altijd diepte, volume, die derde dimensie waarover ik al sprak. Een slecht tekenaar vergeet de dikte en stevigheid van de hand, de opbouw uit cilinders, volumes, spieren, botten, pezen, aders.’
Je best herinnerde filmscène waarin handen voorkomen?
Koen Broucke: ‘Een scène uit de film Carrington (1995) met Emma Thompson in de rol van de Engelse schilder Dora Carrington. De andere protagonist in de film is de schrijver Lytton Strachey, ook een figuur uit de Bloomsbury Group. In de scène is Strachey te zien in profiel en Carrington schildert zijn hele, grote slanke handen, waarmee hij een boek vasthoudt. Het beeld is me ook sterk bijgebleven omdat het te maken heeft met een schilderij, een prachtig portret dat in Londen in The Portrait Gallery hangt.’
![](https://www.hautlesmains.be/wp-content/uploads/2023/03/Lytton-Strachey-300x250.jpg)
Dora Carrington, Lytton Strachey, oil on panel, 1916, Bequethed by Frances Catherine Partridge (née Marshall), 2004, NPG 6662, copyright National Portrait Gallery
Een boek over handen dat bijgebleven is?
Koen Broucke: ‘Veel van mijn inspiratie komt uit lectuur en uit de observatie van de natuur. Voor mij is leven een vorm van wandelen. Kijken in boeken is een beetje zoals wandelen in een landschap. Ik struin graag in antiquariaten. Ik ben geboeid door draagsporen, afkomstig van de mensen die iets voor mij gebruikt hebben. Zo heb ik ooit een klein boekje gekocht over handlezen. Ik vond het zo fascinerend dat ik het al op de tramrit naar huis heb verslonden. Ik kon toen zoveel in de handen van mensen lezen dat het gênant werd. Ik ben ermee gestopt. Mensen beseffen niet hoe ze hun ziel in hun handen blootleggen.’
Een mooi verhaal waarin handen voorkomen?
Koen Broucke: ‘Een van de meeste fascinerende verhalen uit de pianogeschiedenis is dat van de concertpianist Paul Wittgenstein, de oudere broer van de filosoof Ludwig. Tijdens de eerste wereldoorlog verloor Paul zijn rechterarm. Ze stamden uit een rijke Weens familie en hij had de middelen om aan bekende componisten opdracht te geven om muziek voor hem te schrijven voor de linkerhand. Maurice Ravel heeft een beroemd concert voor de linkerhand voor hem gecomponeerd. Het ongelooflijke aan die muziek is dat je het gevoel hebt dat er twee handen tegelijk aan het spelen zijn. Heel virtuoos en een heel sterke illusie.’
Je favoriete citaat of gezegde waarin handen voorkomen?
Koen Broucke: ‘Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht. Om twee redenen. Ten eerste denk ik dat ik ondanks alles ook wel een realist ben. Ten tweede houd ik ontzettend veel van vogels. Tijdens mijn wandelingen hier in de omgeving van Waulsort krijg ik ze soms van heel dichtbij te zien, een sperwer of een slechtvalk die normaal hoog in de lucht hangt. Ik vind het fascinerend om ze zo dichtbij te weten. Je ziet hier ook uilen geruisloos voorbijvliegen.’
Je favoriete handgebaar?
Koen Broucke: ‘Bij het pianospelen heb je stukken waarbij de ene hand over de andere springt. Bij Franz Liszt gaat dat soms zo snel dat het lijkt alsof er drie handen aan het spelen zijn. Net goochelarij. De snelle beweging van die snelle noten stimuleert de doorbloeding. Het geeft een heerlijk, warm gevoel, een gelukservaring, endorfine zoals bij sporten.’
De kenmerken van je handschrift?
Koen Broucke: ‘Extreem onleesbaar, omdat ik als student zoveel heb moeten schrijven. Het probleem is ook dat ik bij schrijven met de hand nooit de snelheid van mijn denken heb kunnen volgen. Ik wil dan zo snel schrijven dat ik het nadien niet meer kan lezen. Typen lukt beter. Op een bepaald moment was mijn gewone handschrift zo onleesbaar geworden dat ik een nieuw handschrift gemaakt heb op basis van drukletters. Maar zelfs dat werd dan later weer onleesbaar. Ik heb dus twee handschriften: een extreem onleesbaar en een onleesbaar.’
Het ergste wat je handen ooit is overkomen?
Koen Broucke: ‘Ik heb ooit stomweg een vingerkootje verstuikt. Ik heb daardoor een hele tijd niet met die hand kunnen spelen, maar het is goed gekomen.’
Iets wat je ooit rechtstreeks met je handen of vingers geschilderd hebt?
Koen Broucke: ‘Dat heb ik nooit gedaan. Ik ben meer geïnteresseerd in experimenten zoals met je linkerhand tekenen of in het donker tekenen.’
Als je je handen mocht wisselen met die van een andere kunstenaar, wie zou dat zijn?
Koen Broucke: ‘Niemand. Misschien zou ik uit pure nieuwsgierigheid wel eens de handen van Liszt willen lenen, om te voelen waartoe die in staat zijn. Onze handen worden aangestuurd door ons brein, maar als je piano speelt, doe je een beroep op het mentale en het motorische geheugen. Als je een stuk uit je hoofd leert, ken je het in grote lijnen. In de muziek van Liszt bijvoorbeeld moet de hand zo snel afstanden afleggen - zo’n extreme sprongen van links naar rechts en omgekeerd-, dat het alleen mogelijk is door het erg precies te oefenen. De hand en de arm mogen geen halve millimeter verkeerd gaan. Op een bepaald moment moet je de cerebrale afstand loslaten, want anders haal je die snelheid niet.’
Van welke levende kunstenaars zou je graag de handen eens kunnen vastnemen?
Koen Broucke: ‘Zonder enige twijfel van een pianist of pianiste, bijvoorbeeld Martha Argerich.’
Welke helden of heldinnen uit de kunstgeschiedenis draag je op handen?
Koen Broucke: ‘Heel veel. We zijn één grote familie. Ik put daar veel vreugde en troost uit.’
Iets waaraan je als kunstenaar je handen niet wil vuilmaken?
Koen Broucke: ‘Ik maak hierbij de associatie met de straffende, slaande hand. Ik zie het beeld van iemand die zijn handen gebruikt om een ander pijn te doen, die doet zijn eigen hand ook pijn. Je krijgt dat altijd terug.’
Wanneer heb je laatst gefietst zonder handen?
Koen Broucke: ‘Als ik vandaag al gefietst had, zou ik kunnen zeggen vandaag. Ik doe dat regelmatig. Niet doelbewust, geen lange afstanden. Maar zonder handen vind ik wel fijn.’
Heb je een gat in je hand?
Koen Broucke: ‘Neen, maar ik koop wel regelmatig op veilingen. Schoonheid kan me wel eens doen vergeten wat mijn werkelijke financiële situatie is.’
Ben je wel eens zwaar op de hand?
Koen Broucke: ‘Eigenlijk niet. Melancholisch misschien wel maar dat vind ik veeleer een aangename manier van zijn. Ik ervaar natuurlijk wel dat we nu, onder meer met de oorlog in Oekraïne, in een periode zitten die je de hoop kan doen verliezen. Bijna alle nieuws is slecht nieuws. En het houdt ook allemaal verband met mekaar. Het gaat niet goed met de wereld. Dat maakt het moeilijk inderdaad om niet in een soort defaitistische levenshouding te vervallen. Je ziet mensen verdoving zoeken in genotsmiddelen, tv-series, enz. Dat is allemaal niet echt. Ik vind troost in kunst en wandelen in de natuur.’
Iets waarvoor je een betere handleiding zou wensen?
Koen Broucke: ‘Voor de jungle van het leven. Als je jong bent, maak je intuïtieve keuzes. Pas later ontdek je dat het leven dat niet faciliteert. Om te slagen, moet je veel krachtige stappen zetten waarvoor je geen handleiding hebt gekregen. Als kunstenaar heeft dat te maken met administratie, economische en kunstonvriendelijke instellingen, allerlei obstakels… Ik zou niet anders kunnen dan doen wat ik nu doe. Er is geen moment geweest dat ik dacht dat ik dat niet zou doen. De drang om te creëren is te groot. Maar had ik echt geweten hoe het eraan toegaat in de kunstwereld, dan had ik geaarzeld. In die wereld (de kunsthandel, kunstpers, musea, enz.) zitten nogal wat figuren die vooral invloed en macht nastreven. Ze bemoeilijken eerder dan te faciliteren. Ze proberen vooral zelf in the picture te komen. Het is alsof je start op een ganzenbord zonder te weten dat er wolven in het spel zitten. Gelukkig krijg ik veel terug van mensen die op een oprechte manier mijn werk graag zien. Ik kan me de situatie niet voorstellen van een Van Gogh of andere kunstenaars die bij leven geen erkenning kregen of krijgen. Alleen maar tegenwerking moet verschrikkelijk zijn.’
Heb je zelf nog een vraag achter de hand om af te ronden?
Koen Broucke: ‘Je zou kunnen vragen naar de ideale handleiding. Mijn antwoord is dan de natuur, het ritme van de seizoenen, het cyclische. Na het afsterven van de bladeren, zie je al de eerste tekenen van de lente, van nieuw leven. Maar de kunstwereld is niet cyclisch. Hij is mannelijk, competitief, puur lineair. Je haalt als kunstenaar het nieuws als je kunt uitpakken met de hoogste markt- of veilingwaarde, niet omdat je werk ontroert. Het neoliberalisme en kapitalisme sturen ons rechtstreeks de afgrond in. Er is alleen aandacht voor groei, nog hogere prijzen, nog meer exposure. Na de geforceerde groei kan alleen maar de val volgen. Ik wil ook graag nog iets toevoegen over het essentiële van handen in de kunst. Ik geloof niet in conceptuele kunst waarin alles door anderen wordt uitgevoerd. De vergelijking die dan soms gemaakt wordt met Rubens gaat niet op, want Rubens beheerste alles zelf tot in de puntjes. Hij gaf het werk altijd zijn finishing touch. Tijdens de handenarbeid gebeurt nog heel veel. Dat proces is belangrijker dan het eerste idee. Het primaat van de ratio is, ook in de conceptuele kunst, een doodlopend spoor.’