"Mijn handen zijn de geleiders van mijn geest"

Interview met Lode Laperre

Kennismaking in een handomdraai

‘Sorry, kunnen we even teruggaan naar wat u daarnet zei?’

Enigszins van mijn stuk gebracht, onderbreek ik de enthousiaste woordenstroom waarop Lode Laperre ons bij aankomst bij hem thuis onthaalt. Onze minzame gastheer knikt begripvol: ‘Ik ben dat gewend, hoor, ik heb nogal de neiging om als een waterval - of liever een watervalletje - informatie rond te laten gaan’. En gezwind vervolgt hij: ‘Alles wat ik denk en doe is met mekaar verbonden, zit in mekaar gehaakt. Haal daar één ding uit, en het klopt niet meer, het kleine universum valt uiteen. Ook bij mijn werk komt het ene voort uit het andere: coproliet, schilderij, inkttekening’.

We staan in de kleine atelierruimte naast zijn woonkamer. (Zijn tweede atelier voor het grote werk kunnen we niet bezoeken omdat hij nog midden in een verhuis zit). Op een tafeltje staan abstracte sculpturen: ‘coprolieten’. In de gewone betekenis zijn dat versteende uitwerpselen. In de betekenis die Lode eraan geeft, zijn het ‘de uitwerpselen van zijn schilderijen’. Die laatste bouwt hij op uit lagen acrylverf die hij met uiteenlopende technieken boven mekaar aanbrengt en weer verwijdert. Zo ontstaat een rijke reliëfstructuur die ons doet beseffen dat er altijd nog boeiende lagen en kleuren onder de oppervlakte liggen. De coprolieten worden opgetrokken uit de ‘verfafval’ die zich in de loop van de tijd opstapelt door verf uit de schilderijen weg te krassen of op andere -veelal onconventionele – manieren weg te halen. Een soort ‘circulaire’ kunst. 

Het is voor Lode belangrijk dat elk van zijn werken iets nieuws, unieks bevat. Dat verduidelijkt hij bij zijn werk ‘Metaoism’, de enige coproliet waarop hij een tekst geschreven heeft. Het is een citaat van Lao Zi, de grondlegger van het taoïsme. Het bestaat uit negen Chinese karakters en kan ongeveer vertaald worden als volgt: ‘Het nut van een pot, vaas of kom, wordt bepaald door de leegte’. ‘Leegte is zo zinvol. Je kunt het niet genoeg herhalen. Daarom heb ik die quote eindeloos na elkaar herhaald’, zegt hij. 

De kunstenaar heeft zijn hart verloren aan het Verre Oosten, waar hij vaak naartoe reist en exposeert. ‘Metaoism’ is daar een uitdrukking van. Maar er is ook een band met zijn kindertijd. Zijn vader was in zijn vrije tijd kalligraaf. In de weekends zat hij om vijf uur ’s morgens al teksten te schrijven op perkament. Lode, de middelste van drie jongens, mocht daarbij toekijken omdat hij zo goed stil en rustig kon blijven zitten: ‘Pas later heb ik beseft hoeveel invloed dat op me gehad heeft. Vandaar ook mijn inkttekeningen en de passie voor inkt’. 

Zen en de kunst van cirkelbewegingen

In ons verdere gesprek zal hij telkens voorbeelden aanhalen van hoe hij in zijn werk en leven raakpunten tussen het Oosten en het Westen ziet en in alles het beste van twee werelden combineert. Dat kleurt ook zijn visie op de rol en betekenis van handen in zijn werk. ‘Ik ben geïnteresseerd in alles wat zich in het Oosten afspeelt: filosofie, denkpatronen, maatschappelijke systemen, wijze van handelen, beeldende kunsten, dans. In het Westen heeft zich vanaf 1670 iets afgespeeld dat ons heeft getekend: de Verlichting. Vanaf dan werd het geestelijke boven het lichamelijke geplaatst. In het Oosten is dat nooit gebeurd. Ik heb daar veel over nagedacht. Die scheiding is bij mij ook nooit gebeurd. Dat is waarschijnlijk ook juist de reden waarom ik kunstenaar ben geworden en gebleven. Ik heb nooit gevoeld dat mijn hersenen mijn handen programmeren. Ik weet nooit vooraf hoe een schilderij er zal uitzien. Mijn handen beschouw ik als de onmisbare geleiders van mijn geest in het uitvoeren van mijn beeldend werk. Maar soms ook omgekeerd. Het gaat in twee richtingen, zoals de meeste goede dingen.’ 

Om het aanschouwelijker te maken, haalt hij er een mooie Chinese inktwrijfsteen bij. Hij sprenkelt er enkele druppeltjes water op en maakt met de inktstaaf langzame cirkelvormige bewegingen. ‘Dat is hoe de Chinese kalligraaf zijn inkt bereidt. Ik heb het ook geleerd’, legt hij uit. ‘Er is maar één manier om goede inkt te maken: je maakt geleidelijke, cirkelvormige bewegingen vanuit de losse pols en ellenboog, houdt de druk mooi aan, verandert niet van richting. Dan krijg je een mooie, consistente inkt met de gepaste viscositeit’. Naast het technische aspect, speelt ook een mentaal aspect: ‘Als je gestresseerd bent, is het moeilijk om aan het werk te gaan. Die prikkels moeten weg. Door de voorbereiding van de Chinese kalligraaf gebeurt dat vanzelf . Tegen dat je inkt klaar is, ben je zelf helemaal zen en klaar om – in mijn geval – voor een canvas te gaan staan. Dat komt door de handbeweging. Daar word je rustig van. Zelfs als je er gewoon naar zit te kijken’. Hij herkent er weer iets in uit zijn kindertijd: hoe rustig en stil hij werd als hij zijn vader beheerst en aan een strak aangehouden tempo gelijkvormige, kalligrafische letters zag schrijven.  

Repetitieve cirkelvormen en abstracte patronen

De repetitieve cirkel- of lusvormen in veel van zijn werk zijn voor hem dus zeker geen toeval. ‘Het beeld van die cirkelvormige bewegingen sluipt in mijn schilderijen. Het is een heilzame beweging voor mij en daardoor ga ik dat ook -zonder het te beseffen - incorporeren. Ik denk dus dat mijn hand mijn geest heeft geprogrammeerd. Iemand schreef ooit dat ik een soort ‘meditatief kunstenaar’ ben. Ik had dat niet zo gezien, maar achteraf durf ik te zeggen dat het klopt.’

Hij vertelt ook nog dat hij opgroeide in een klein textielbedrijf in het Kortrijkse. Hij zag zijn vader vaak geometrische, repetitieve motieven tekenen voor textielontwerpen. ‘Dat stuk van mijn geschiedenis, die abstracte patronen, dat is ook in mijn werk geslopen. Alles hangt samen. Ik veronderstel – het is een sterke veronderstelling, ik heb geen bewijs – dat de kosmos ook zo in mekaar zit. Elk radertje is absoluut nodig of het geheel is er niet. Elk cirkeltje is voor mij nodig. In elk van die cirkeltjes zit mijn geschiedenis.’ 


Handige vragen

Je favoriete handen in het leven?

Lode Laperre: ‘Ik kan lang en geboeid kijken naar de handen van oudere mensen. De littekens, de huid wat verdroogd en verrimpeld, de aders die je ziet liggen. Dat is mooi. Daar zit een heel leven in. Je kunt ook altijd iemands echte leeftijd van de handen aflezen. Handen vertellen de waarheid. Ze kunnen niet met botox behandeld worden. Onlangs zag ik ook een vriend met zijn dochtertje. Ze raakte alles aan, greep naar mijn vinger, greep naar een pluisje. ‘Ze verkent de wereld meer met haar handen dan met haar ogen’, zei mijn vriend. Die kleine ontdekkende handjes, die de ervaringswereld van een klein wezentje verrijken, die boeien me ook.’  

Je favoriete handen in de kunst?

Lode Laperre: ‘Enkele iconen komen onmiddellijk voor de geest, zoals de Schepping van Adam door Michelangelo in de Sixtijnse Kapel. Maar ik denk ook aan de handen in de portretschilderijen van Lucian Freud of Oskar Kokoschka. Ze zeggen soms evenveel als het gelaat, heel karaktervol, plastisch, expressief geschilderd. Ik voel me ook sterk aangesproken door handen in de muziek. Een bevriende Bulgaarse pianist vertelde me iets unieks over Rachmaninov, die enorm grote handen had. Hij kon met gestrekte vingers twaalf toetsen overspannen. Je moet extreem getalenteerd zijn om zijn composities te kunnen uitvoeren, maar dat volstaat nog niet: hoe doen andere pianisten dat als ze kleinere handen hebben? Ik vroeg het aan mijn vriend. ‘Met de middelen die wij hebben’, antwoordde hij. Ze laten hier en daar enkele nootjes vallen, nemen een sprongetje. Hoe uniek is dat! Als je heel hard oefent, kun je misschien een oog schilderen zoals Rubens het deed, je kan blijven proberen. De pianomuziek van Rachmaninov, die zelf ook supersnel speelde, kun je echter nooit uitvoeren zoals hij die componeerde en speelde, omdat je die handen niet hebt.’

Oskar Kokoschka, zelfportret met een hand die het gezicht aanraakt, 1918-1919
Oskar Kokoschka, Self-Portrait One Hand touching the Face, 1918-1919

Je best herinnerde filmscène waarin handen voorkomen?

Lode Laperre: ‘Ik trek veel tijd uit voor andere kunstdisciplines, maar film is een van de dingen die ik uit tijdsgebrek – zoals die nootjes - laat vallen. Ik kan me wel iets herinneren uit de Aziatische podiumkunsten, Thaise traditionele khon dansen of barong uit Bali. Je ziet hoe de handen bijna een dans op zich uitvoeren, in harmonie met het lichaam. In Aziatische etnische culturen spelen de handen een uitermate belangrijke rol. Mijn Thaise schoonzus heeft me uitgelegd dat kinderen daar op school hun handen beter leren te gebruiken om sierlijke bewegingen te kunnen maken. Hun handen worden veel mobieler en flexibeler dan de onze.’

Een boek of een mooi verhaal waarin handen voorkomen? 

Lode Laperre: ‘Zonder enige aarzeling het verhaal van koning aap, verplichte literatuur in Chinese scholen. Sun Wu Kong was de koning van het apenrijk, super ambitieus en getalenteerd. Maar hij wou meer, hij wou onsterfelijk -goddelijk- worden. In zijn tomeloze ambitie wordt hij enorm arrogant en krijgt steeds meer apenstreken. Buddha wil hem een lesje leren en daagt hem uit: ‘als je op mijn hand komt zitten en in één sprong ervan af kunt springen, krijg je de goddelijke status’. De aap, die uitzonderlijk lenig is, denkt: dat is een koud kunstje, maar slaagt er niet in. Hij urineert tegen een zuil, maar die zuil blijkt een vinger van Buddha. Hij wordt getemd door de hand van Buddha en krijgt een missie. Uiteindelijk verkrijgt hij toch nog de goddelijke status omdat hij de missie goed uitvoert.’ 

Je favoriete citaat of gezegde waarin handen voorkomen?

Lode Laperre: ‘De handschoen opnemen. Niet in de zin van de strijd aangaan, maar wel de uitdaging aangaan. Telkens als ik ervoor kies om uit mijn comfortzone te komen en iets moeilijks aan te gaan, brengt me dat een stukje verder. Het lijkt soms alsof ik voor een berg sta, maar ik weet dat het voldoening zal brengen. Het maakt me gelukkig.’

Je favoriete handgebaar?

Lode Laperre: ‘Ik heb er geen, maar er is wel iets waar jullie me zelf al op hebben gewezen: als ik iets uitleg, kan ik mijn handen niet stilhouden. Stel dat ik mijn handen op mijn rug zou moeten laten binden, dan zou ik waarschijnlijk niet meer kunnen spreken. Mijn handen ondersteunen mijn woorden. Ik heb én mijn handen én mijn hersenen nodig, over de hele lijn.’

De kenmerken van je handschrift?

Lode Laperre: ‘Wispelturig. Aan mijn handschrift zie je meteen wat mijn gemoedstoestand is. Als ik me opgejaagd voel, kan niemand anders mijn handschrift nog lezen. Maar als ik rustig ben, schrijf ik gelijkmatig en mooi recht. Dan zeggen mensen: amai, je schrijft mooi.’ 

Iets wat je ooit rechtstreeks met je handen of vingers geschilderd hebt? 

Lode Laperre: ‘Veel mensen hebben een beetje en stereotiep beeld van de schilder als iemand die met een penseel verf op een drager – doek of paneel – aanbrengt, maar ik werk soms ook met mijn handen. Mijn sculpturen zijn volledig met de hand opgetrokken. Ook als schilder kun je er dus voor kiezen om rechtstreeks met je handen te werken, net zoals sommige pianisten pizzicato spelen.’ 

Het moeilijkste wat je ooit met je handen gedaan/gemaakt hebt?

Lode Laperre: ‘Dat zijn inderdaad die sculpturen met verf, niet zo evident. Je kan niet zomaar iets met verf maken dat overeind blijft, het blubbert uit mekaar. Het heeft me jaren gekost om de techniek op punt te stellen die dat mogelijk maakt. Je mag natuurlijk nooit denken dat je de enige bent op de wereld die iets doet, er zullen altijd wel anderen zijn, maar ik heb er geen weet van.’

Als je je handen mocht wisselen met die van een andere kunstenaar, wie zou dat zijn?

Lode Laperre: ‘Er zijn veel kunstenaars die ik mateloos waardeer om wat ze creëren met hun handen, maar mijn handen uitwisselen, neen, dat kan ik niet. Ze zijn de onmisbare geleiders van mijn geest, met heel veel dingen verbonden. Dat alles zou misschien waardeloos zijn voor iemand anders, maar voor mij zou het verlieslatend zijn.’

Van welke levende kunstenaars zou je graag de handen eens kunnen vastnemen? 

Lode Laperre: ‘Ik houd enorm veel van jazzmuzikanten. Het voordeel van muziek is dat je die kunt beluisteren terwijl je aan het werk bent. Ik had ooit het geluk om in Rotterdam een concert van de saxofonist Pharoah Sanders te zien. Dat was onwaarschijnlijk: een oud mannetje dat zich recht moest trekken. Maar dan zag je zijn handen, dat waren precies vlinders als hij speelde, je zag hem herleven. Ik zou natuurlijk ook levende jazzmuzikanten kunnen noemen: Kenny Garrett, Dave Holland. Zelfs als je de muziek niet kunt volgen, kun je blijven kijken.’

Welke helden of heldinnen uit de kunstgeschiedenis draag je op handen?  

Lode Laperre: ‘Dat zijn er veel. Ik begin bij ons: de Vlaamse Primitieven, Van Eyck, Van der Weyden, Van der goes. Dat was wereldtop. Het Lam Gods bijvoorbeeld, dat was in die tijd als de uitvinding van het internet, wereldschokkend.

In Madrid zag ik de plafondfresco's van Goya in de San Antonio de la Florida. Dat heeft me sterk geraakt. Het was midden in de zomer maar we waren alleen in dat kerkje, heel bijzonder. Dan zie je inderdaad dat hij de voorloper is van het impressionisme. Hij had die verftoets al, hij suggereert met zijn penseel, de rest moet je aanvullen. Geniaal.

Francisco Goya, detail plafondfresco San Antonio de Florida
Francisco Goya, detail plafondfresco San Antonio de Florida

Toen ik ontdekte dat we op dezelfde dag jarig zijn (lacht), ben ik me destijds gaan verdiepen in het oeuvre van Picasso. Ik was echt onder de indruk van de duifjes die hij tekende op 12-jarige leeftijd. En de stierengevechten toen hij ongeveer 16 jaar was. Zoveel beweging, teken het maar zonder fototoestel.

Ik hecht ook belang aan veel esthetische ervaringen die niet aan één naam gebonden zijn. In de Reina Sofia bijvoorbeeld: de kinetische kunst, de klank, de installaties…dat was alles samen als een soort symfonie voor mij, een beleving die je niet kunt navertellen. Heel persoonlijk.

Iets waaraan je als kunstenaar je handen niet wil vuilmaken?

Lode Laperre: ‘Er zijn veel dingen waaraan ik mijn handen niet vuilmaak omdat ik daar niet mee bezig ben. Ik zou het niet mogen zeggen, maar ik ben super onhandig. Ik kan geen schroef in de muur draaien. Soms heb ik de indruk dat alles wat mijn handen kunnen zich in het domein van de beeldende kunsten afspeelt. Door mijn focus heb ik het vertikt om mijn handen te gebruiken voor andere dingen. Misschien zou het beter zijn om dat wel te doen en nieuwe dingen te ontdekken, maar tijdsgebrek verhindert dat. Alles waaraan je je handen niet vuil maakt, is een gemiste kans.’ 

Heb je een gat in je hand?

Lode Laperre: ‘Mijn vrouw zegt van wel, maar niet in die mate dat ik mezelf in de problemen zou brengen. Ik heb een paar zwaktes. Ik koop bijvoorbeeld veel kunst, bij voorkeur van jonge kunstenaars. Ik weet nog hoe opgetogen en gemotiveerd ik vroeger zelf was als iemand werk van me kocht. Je kunt het geld goed gebruiken, maar het is ook een ongelooflijke blijk van waardering. Daarnaast verzamel ik artefacten en teksten uit het Oosten. Mijn verzameling houdt de herinneringen en ervaringen levendig, het is een manier om het Oosten dicht bij mij te houden.’

Ben je wel eens zwaar op de hand?

Lode Laperre: ‘Ja, dat gebeurt. Soms zegt mijn vrouw: ‘Je moét toch niet elke dag schilderen’. Maar als ik me niet goed in mijn vel voel, zegt ze soms ook : ‘Zou je niet beter gaan schilderen?’ Dan is dat inderdaad de reden waarom ik zwaarmoedig rondloop; ik ben te lang van mijn atelier weggebleven.’ 

Iets waarvoor je een betere handleiding zou wensen?

Lode Laperre: ‘Daar moet ik niet lang over nadenken, maar ik wil me voorzichtig uitdrukken. Het is nooit mijn bedoeling om mensen te viseren. Volgens mij zou er een goede handleiding moeten zijn om aan mensen duidelijk te maken dat ze kunst vanuit hun eigen invalshoek mogen beschouwen. In Vlaanderen zie je vaak dat mensen zich heel low profile opstellen tegenover kunst en liever ‘luisteren naar de wijsheid van de kunstenaar of kunstcriticus’. Ze denken: kunst is iets verhevens. Waarom beschouwen ze kunst niet vanuit hun eigen kennen en kunnen, zoals een goede sportwedstrijd of een goed boek? Ik ben een groot voorstander van meer democratisering van de kunst. Er is helaas een generatie geweest van kunstpausen die dat helemaal niet begrepen hebben. Ze verordenden wat goed en wat niet goed is. Ik stoor me daaraan.’

Houd je nog een opmerking achter de hand om mee af te ronden? 

Lode Laperre: ‘Als we het hebben over handen die me fascineren, dan denk ik ook onmiddellijk aan de Mudra, de handgebaren van Buddha. Bij ons is er geen code over hoe je de handen van god moet afbeelden. In het Oosten is dat helemaal anders. Aziaten kijken naar de handen van Buddha en ze herkennen die vastliggende symbolische gebaren. Ik heb geleerd van mensen die me in de Aziatische kunst hebben ingewijd dat je altijd naar het hoofd én de handen van een artefact moet kijken. Dat zie ik ook een beetje als een metafoor van hoe ik geweigerd heb om de verlichting in mijn persoonlijke leven toe te laten.’