Wat door de handen gaat, wordt 'opgeladen'
Interview met Robin Vermeersch
Kennismaking in een handomdraai
Het is altijd weer een avontuur om een kijkje te mogen nemen in het atelier van een kunstenaar. Niet gewoon maar om de romantische nieuwsgierigheid te bevredigen, maar vooral ook omdat de plaats waar het werk tot stand komt meer inzicht biedt in het creatieve proces.
Robin Vermeersch heeft in zijn woning in Waregem twee atelierruimtes: een vrij donkere zolderruimte en een ruimte met veel daglicht aan de achterkant van zijn huis. In het zolderatelier staat de tafel waar hij tekent en schildert. De talrijke schaalmodellen en voorstudies die overal staan of hangen, doen me onmiddellijk inzien dat het onderzoek van deze kunstenaar, die met verschillende media werkt, nog veelzijdiger is dan ik me vooraf had voorgesteld.
In het andere, lichtrijke atelier dat uitgeeft op zijn mooie, verwilderde tuin werkt hij aan sculpturen en installaties. Daar worden vormen gekneed en geboetseerd. Het is verleidelijk om in zijn twee ateliers symbolisch twee verschillende polen te onderscheiden, de hogere ruimte voor het hoofd en de ruimte op de begane grond voor de handen. Maar een dergelijke tweedeling zou zijn visie en werkwijze onrecht aandoen. Hoofd en handen vormen geen tegenstelling in zijn creatieproces. ‘Geest en lichaam gaan samen’, benadrukt hij in het slot van dit interview. Het blijkt ook uit zijn beeldtaal. Ordelijke, geometrische structuren vertonen kleine afwijkingen en grilligheden. Ritmische herhalingen vertonen intuïtieve variaties. Wat ogenschijnlijk goed berekend en doordacht oogt, zit vol interessante spanning.
De zachte cel- of darmvormige elementen die hij vaak tot bobbelige, abstracte patronen laat uitgroeien (en woekeren), roepen associaties op met microscopisch uitvergrote natuurdeeltjes of delen van het menselijke lichaam. Ik zou in sommige van die pastelkleurige, sensuele organische vormen graag rozige vingers of zachte vingertoppen willen zien, maar dat zijn ze niet. Ook al hebben ze een vergelijkbare tactiliteit en plasticiteit.
Robin bevestigt: handen zijn niet letterlijk aanwezig in zijn werk. De enige min of meer letterlijke verwijzing naar handen in zijn atelier, is een hangende sculptuur waarin plastic handschoenen geïntegreerd zijn. ‘Ik heb die handschoenen gebruikt om kneedbare epoxy op mijn werk aan te brengen. Toen ik ze na gebruik in de afvalbak zag liggen, werd ik er plots door getroffen als object op zich. Ik heb ze dan tot sculpturen vervormd’, vertelt hij.
Contact met de materie
Maar ook zonder letterlijke afbeelding hebben handen veel betekenis voor zijn werk.
Robin Vermeersch: ‘Ik werk veel met klei of met plastiline. Ik bewerk die tactiele materialen met mijn vingers en handen. Dat is een heel direct proces. Als het contact van je handen met de materie niet goed aanvoelt, is dat een signaal dat je niet met dat materiaal aan de slag moet gaan. Nu ja, ik kan bij klei soms ook het gevoel krijgen dat ik mijn handen zo vlug mogelijk moet wassen, het is wat dubbel, maar klei is wel een materiaal dat zich goed leent tot transformatie: heel vlug stukken wegnemen en stukken opbouwen’
De laatste jaren maakt hij soms ook kleine sculpturen met plastilline. ‘Dat is een boetseerpasta die niet uitdroogt, ze blijft kneedbaar zonder dat je ze moet bevochtigen. Ze is vettig, maar de feeling in de vingers is volledig anders dan bij klei. Ik boetseer al mijn sculpturen om die vaak nadien te gaan mouleren en dan terug in te werken in andere materialen: polyesters, acrylpolyesters, epoxy, gips. In de beginfase doe ik alles met de vingers, maar voor de afwerking – het zoeken van evenwicht binnen de vorm – ga ik vaak aan de slag met boetseerhoutjes. Ik gebruik ze om ritme in de structuur te krijgen. Ze zijn als een verlengde van de vingers. Net zoals een schilder weet met welk penseel hij een bepaalde lijn kan neerzetten, weet je perfect wat je met welk houtje kan doen als je het lang genoeg gebruikt hebt. Het is net zoals een pen, het zet zich naar je hand.’
Naast tekeningen, schilderijen, muurreliëfs, hang- of hoeksculpturen ontwerpt Robin Vermeersch ook tegels, behangpapier, tapijten en geïntegreerde werken voor particuliere woningen of publieke ruimtes. Zijn manier van werken als ‘designer’ sluit nauw aan bij zijn autonoom beeldend werk. Hij blijft trouw aan dezelfde uitgangspunten.
Robin Vermeersch: ‘Ik vind het belangrijk voor mezelf dat een werk door de vingers en handen gaat. Dat geldt voor mij ook voor mijn productdesign. Ik heb het eens berekend, een tegel die ik zelf maak, gaat wel 15 keer door mijn handen. Dat is dus helemaal iets anders dan bij industriële designproducten. Zelfs bij mijn werk voor zwembaden. Het motief op de zwembadtegels is geprint, maar je blijft zien dat het oorspronkelijk geschilderd werd, de penseelstreken blijven zichtbaar. Het is een handmatig proces, er komt zo weinig mogelijk computerwerk bij kijken. In de kunstwereld zie je soms dat het maken van een product wordt uitbesteed. De kunstenaarshanden raken het niet aan. Ik heb daar geen oordeel over maar ik zelf werk omgekeerd. Niet uit een soort nostalgie of zo, maar omdat ik denk dat iets veel tactieler wordt en meer kan oproepen als je het veel door je handen laat gaan. Zo wordt het ‘opgeladen’.’
Hoe denkt hij over handen in het leven?
Ik wist dat die vraag zou komen en ik heb er over nagedacht. Voordien had ik daar nooit zo bij stilgestaan. Het is misschien raar om het zo te zeggen, maar ik zie ze als gebruiksvoorwerpen, wat ze in wezen ook zijn. Daar hangt dan niet veel poëzie aan vast. Maar handen staan natuurlijk ook voor tactiliteit, lichamelijkheid. Je kunt ermee voelen. Je kan iemand liefhebben met je handen, of iemand kan je liefhebben met haar handen. Ze staan ook voor aanraking, een zachte manier van voelen, sensualiteit. En inderdaad, die sensualiteit sluipt ook ergens in mijn werk. Door de aanraking met de materie, in de uitwerking, de vormentaal.’
Handige vragen
Je favoriete handen in het leven?
Robin Vermeersch: ‘Ik dacht spontaan aan elegante vrouwenhanden. Het is eigen aan vrouwen dat hun handen verfijnd zijn. Ik merk dat soms op: die prachtige handen, fantastisch.’
Je favoriete handen in de kunst?
Robin Vermeersch: ‘Ten eerste, een foto van mijn grootvader, José Vermeersch, die een sculptuur opmaakt met lappen klei. Er hangt kleislib aan zijn handen.
![](https://www.hautlesmains.be/wp-content/uploads/2023/10/Handen-Jose-Vermeerch-300x212.jpg)
Handen José Vermeersch, foto Henri Kessels
In het vijfde middelbaar hadden we een lerares kunstgeschiedenis die achteraan in haar klaslokaal allemaal foto’s van kunstenaars had opgehangen. Ik meen me te herinneren dat het deze foto was die erbij was. Ik was natuurlijk fier omdat mijn grootvader daar hing, maar ik vond die foto en die handen sowieso heel mooi. Het zijn mijn favoriete handen, samen met de ruwe, sculpturale handen in de tekeningen van Fernand Léger. Hij heeft er een hele reeks van gemaakt. Ik vind ze prachtig.’
![](https://www.hautlesmains.be/wp-content/uploads/2023/10/Fernand-Leger-Hands-litho-1955-230x300.jpg)
Fernand Léger, handen, 1955
Je best herinnerde filmscène waarin handen voorkomen?
Robin Vermeersch: ‘Ik kon eerst weinig voorbeelden vinden, maar toen dacht ik aan de film Cinema Paradiso, over een vergeten cinema in een klein Siciliaans stadje. Ik ben al veel van het verhaal vergeten, maar ik weet wel nog dat de acteurs zich uitdrukken met veel handbewegingen. Dat vond ik mooi. Ik herinner me ook scènes in de projectiekamer waar ze negatieven bekijken. Het kleine jongetje is gefascineerd door die negatieven. Ik zie nog voor me hoe hij ze met zijn handen vasthoudt. Heel mooi.’
Je favoriete citaat of gezegde waarin handen voorkomen?
Robin Vermeersch: ‘Het is niet zwaarwichtig. Ik dacht onmiddellijk aan iets uit Temptation Island. Je had een figuur Gringo en die zegt op een bepaald moment: ‘Talk to he hand, because the face don’t want to hear it anymore’. Dat is een soort iconische zin geworden van de populistische televisie. Die typische, gewone Vlaming die in een televisieprogramma terechtkomt en een beetje naast zijn schoenen begint te lopen, dat is me bijgebleven. Geen hoogstaand citaat, wel grappig.’
Je favoriete handgebaar?
Robin Vermeersch: ‘(Maakt een handgebaar waarbij de vingertoppen het topje van de duim raken). Ik heb twee broers die in Italië wonen. De ene al vijfentwintig jaar, dat is intussen langer dan dat hij in België gewoond heeft. Hij is een halve Italiaan geworden. Als de Italianen praten, zetten ze hun woorden kracht bij door middel van handbewegingen. Dat vind ik heel mooi. Ze hebben daarin een dubbele taal. Mijn broers doen dat nu ook.’
Je favoriete handeling (iets wat je met je handen doet)?
Robin Vermeersch: ‘Het is iets wat ik graag doe als ik auto aan het rijden ben. Het is heel warm, je draait je raam omlaag en laat je hand bewegen in de wind. Of als het al lang droog is en het begint te regen: je draait je raam open en steekt je hand uit om de eerste regendruppels op je hand te voelen.’
De kenmerken van je handschrift?
Robin Vermeersch: ‘Heel lelijk. Als kind al had ik een onleesbaar handschrift. Ik hecht er ook totaal geen belang aan.’
Het ergste wat je handen ooit is overkomen?
Robin Vermeersch: ‘Nog niets ergs. Duimen dat dat zo blijft.’
Iets wat je ooit rechtstreeks met je handen of vingers geschilderd hebt?
Robin Vermeersch: ‘Ik heb nooit met mijn vingers geschilderd of zo, dat is iets wat ik absoluut niet zou doen. Maar ook bij tekeningen waarbij je eerst grafietpoeder uitwrijft, en dan weer wegneemt, werk je rechtstreeks met de hand op papier. Het is niet veel voorgekomen, maar dat heb ik wel eens gedaan.’
Als je je handen mocht wisselen met die van een andere kunstenaar, wie zou dat zijn?
Robin Vermeersch: ‘Ik dacht aan Medardo Rosso, een Italiaanse beeldhouwer die veel met was gewerkt heeft. Hij werkt heel tactiel, heel gevoelig. Hoe zou het voelen om zijn handen te hebben?’
Van welke levende kunstenaars zou je graag de handen eens kunnen vastnemen?
Robin Vermeersch: ‘Van niemand, ik vind dat veel te persoonlijk. Ik zou aan niemand willen of durven vragen: mag ik je handen eens vastnemen? Voor mij is dat te intiem. Het is ook niet zo dat ik iemand ben die zodanig opkijkt naar mensen.’
Welke helden of heldinnen uit de kunstgeschiedenis draag je op handen?
Robin Vermeersch: ‘Ik denk spontaan aan Isamu Noguchi, Philip Guston, Giorgio Morandi, Pieter Saenredam, Hokusai, Valentine Schlegel en Charley Toorop.’
Iets waaraan je als kunstenaar je handen niet wil vuilmaken?
Robin Vermeersch: ‘Werk maken puur in functie van verkoopcijfers. Bijvoorbeeld: een reeks spreekt aan, maar je hebt er geen inspiratie meer voor, en dan toch nog tien variaties maken. Dat zijn dingen waaraan ik mijn handen niet zal vuilmaken.’
Iets wat andermans handen je hebben aangedaan?
Robin Vermeersch: ‘De vraag klinkt vrij negatief, maar ik wil iemand noemen die me iets positiefs heeft aangedaan. Ik denk aan de vroedvrouw die me ter wereld heeft helpen brengen. Ze heeft een fantastische job gedaan.’
Wanneer heb je laatst gefietst zonder handen?
Robin Vermeersch: ‘Ik fiets elk weekend, maar niet vaak zonder handen. Ik ben groot en het kader van mijn koersfiets is ook groot. Niet zo handig om dan je evenwicht te kunnen houden. De laatste keer was toen ik deze zomer met mijn neef in drie dagen door België gefietst ben. Onze eerste tussenstop was in Rocourt, in de buurt van Landen. We hielden daar na 150 kilometer fietsen een eindsprint in de straat waar onze gîte was. Ik klopte hem in die sprint en heb toen mijn handen in de lucht gestoken. Dat was de laatste keer dat ik een paar seconden zonder handen heb gefietst.’
Heb je een gat in je hand?
Robin Vermeersch: ‘Neen.’
Ben je wel eens zwaar op de hand?
Robin Vermeersch: ‘Ja, ik kan zo mijn momenten hebben van een soort zwaarte. Alleen deel ik dat niet met anderen. Als ik in gezelschap ben, bijvoorbeeld op café met goede vrienden, zal niemand het merken. Ik wil hen daar niet mee lastig vallen.’
Iets waarvoor je een betere handleiding zou wensen?
Robin Vermeersch: ‘De liefde, of neen, eerder liefdesrelaties. Dat is nogal complex. Daarvoor zou in mijn geval een handleiding mogen bestaan die het eenvoudiger maakt.’
Houd je nog iets achter de hand dat nog niet aan bod kwam of een opmerking waarmee je graag wil afronden?
Robin Vermeersch: ‘Eerst nog iets dat aansluit bij een van de vorige vragen. Toen ik een grot in Dordogne bezocht met prehistorische grottekeningen, ook afbeeldingen van handen, vond ik dat iets ongelooflijks. Je gaat diep onder de grond en plots sta je oog in oog met een hand van iemand die er al duizenden jaren niet meer is. Dat fascineerde me enorm.
Een laatste vaststelling is dat je in het onderwijs nu voelt dat het cognitieve veel nadruk krijgt tegenover het intuïtieve. Ik geef zelf les (als docent schilderkunst en keramiek aan Luca School Of Arts in Gent, cm), maar ik bedoel hier nu onderwijs in het algemeen, onze maatschappij in het algemeen. Je voelt – ook met de onderwijshervorming - dat wiskunde en taal belangrijk moeten zijn. De meer artistieke vakken zoals PO verdwijnen. We zien ook dat in de kunstwereld het discours, de tekst, het geestelijke, heel belangrijk wordt. Maar we zijn geest en lichaam samen. Voor mij maken handen deel uit van een intuïtieve manier van werken.
Je ziet intussen ook dat veel mensen daarnaar hunkeren. Kijk maar naar die revival van het pottenbakken. Dat gaat puur om de handen, de zen van spelen met je vingers. Ook houtbewerken of fietsen herstellen, is heel populair in de CVO’s en avondscholen. Mensen willen met hun handen werken, ze zitten te veel aan de computer.
Vaak met je handen aan iets werken, is voor mij een object ‘opladen’. Er zit dan letterlijk veel handwerk in. Dat voel je altijd aan het resultaat. Dat probeer ik als docent ook aan mijn studenten door te geven. Je kunt nu met behulp van computerprogramma’s en sociale media heel snel inspiratie lenen om iets te maken. Maar als je echt iets nieuws wil creëren, moet het groeien. Het vraagt tijd om iets te laten ontstaan.’